Het vibrato in de muziekgeschiedenis

Om meer te weten te komen over het vibrato-gebruik in de muziekhistorie zijn we afhankelijk van de handleidingen over de muziekpraktijk uit die voorbije tijd. 

Lastig daarbij is dat er veel verschillende termen gebruikt worden, die in de verschillende landen ook nog eens verschillend worden begrepen. 

We gaan niet uitputtend alle bronnen langs. Dat zou het doel voorbij schieten. 

Een paar bronnen worden genoemd om een beeld te krijgen van hoe men over de uitvoering van bepaalde tonen dacht. 

We moeten wel bedenken dat we alle citaten uit het verleden niet één op één op de huidige situatie kunnen overzetten. Woorden hebben in een andere tijd een andere lading en betekenis gehad. Er werd vroeger op andere instrumenten gespeeld, darmsnaren klinken geheel anders dan stalen snaren en het gebruik van kinsteunen bij de viool en pinnen voor de cello hebben deze instrumenten andere mogelijkheden gegeven. 

Bronnen

Omdat we nu eenmaal geen geluidsopnames hebben uit vroeger tijd zullen we het met enkele oude beschrijvingen van de muziekpraktijken uit die tijd moeten doen.

Agricola (1529) heeft het over 'das du blest mit zitterndem wind'.

Eén van de oudste bronnen van de muziekpraktijk in het verleden is het boek 'Syntagma Musicum' (± 1618), een beschrijving van instrumenten en bijbehorende uitvoeringspraktijk. 

In dit werk bespreekt Praetorius het leren zingen van jongens op Italiaanse wijze met "Eine schöne liebliche zitternde und bebende Stimme" 

Uiteraard weten we niet precies wat hij hier bedoelt. Maar het is mogelijk dat hij naar iets verwijst dat op vibrato lijkt. 

Interessant is in dit geval ook dat hij deze uitvoeringswijze beperkt tot de Italiaanse manier. 


Een vroege bron is ook het werk van Jacques Hotteterre, een Franse fluitist en fluitbouwer. "Principes de la flute ..." beschrijft de Franse uitvoeringspraktijk in de barok. 
De gebruikte terminologie in dergelijke vroege bronnen wil nog wel eens verschillen. Ook moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen een triller en een vibrato. Trillers werden ofwel voorgeschreven, ofwel op te doen gebruikelijke locaties in de muzikale frase toegepast. Bij een triller gaat het om een snelle afwisseling van twee tonen naast elkaar (secunde) meestal beginnend met de hoogste van de twee tonen. Op een blaasinstrument kan dat betekenen dat je de toon start met de vinger boven het open gat en het gat daarna sluit en weer opent. Dit een aantal malen achter elkaar geeft een triller.

Op een strijkinstrument zou dezelfde afwisseling tussen een hogere en lagere naaste toon omgekeerd starten met de vinger óp de snaar (hogere toon), waarmee je door het optillen van de vinger de lagere toon laat ontstaan.  

Hotteterre beschrijft daarentegen ook een triller die een minder grote toonafstand laat horen: het flattement. Het opvolgende gat wordt dan niet geheel gesloten, maar slechts gedeeltelijk, ofwel een daarop volgend gat weer wél helemaal. Daardoor ontstaat dus eigenlijk een valse triller. De vaak gebruikte term hiervoor is 'vingervibrato'. Maar dit is dus niet de oorspronkelijke term en het geeft ook een verkeerd beeld. Het is geen vibrato! 

Hotteterre noemt het dan ook zelf een 'Tremblement (triller) Mineur'. Het flattement wordt doorgaans ook langzamer uitgevoerd dan een vibrato. 

Het geeft ook niet het bekende golfpatroon van het vibrato. De horizontale zuivere toon wordt steeds afgewisseld met een geleidelijke verlaging en verhoging, weer terug naar de zuivere begintoon. Het is dus in feite een onzuivere triller.


Op een gamba wordt dit flattement-effect ook bereikt, maar dan omgekeerd. Vanuit de basistoon worden verhogingen gemaakt door een tweede vinger vlak naast de eerste op en neer op de snaar te bewegen, net zoals een triller. Ook hier dus een 'valse triller'.

Dat is hier goed te zien: 

 

Marin Marais: Le Labyrinthe (the Labyrinth); Cassandra Luckhardt

 

Notatie van het flattement

Robert Donington beschrijft in zijn "Interpretation of early music" de notatie van het flattement door Marin Marais als volgt: 

 

Marin Marais (Pièces de viole, Paris, 1696) gives Pincé ou flattement

for the two-finger vibrato and Plainte for the one-finger vibrato. In his

music the sign for the former is a thin, horizontal wavy line, for the

latter a similar line but vertical; the absence of either sign does not, of

course, preclude vibrato—he merely marks them where he wants to

make particularly sure of them. (But Jean Rousseau means by Plainte

a portamento. 

 

Er zijn ook gewone vibrato's, waarbij de hand kantelt. Of een dergelijke versiering dus naar beneden of naar boven wordt uitgevoerd, geeft kennelijk hetzelfde effect. 

Doorgaans wordt deze versiering uitgevoerd op een 'spannende' langere toon vaak gecombineerd met het 'messa di voce' (aanzwellen en afnemen. In muziektermen: crescendo en diminuendo achter elkaar). Gewone trillers werden vaak (in elk geval op de traverso) ook enigszins vals (te groot) uitgevoerd, zodat de triller beter gehoord werd. 

In vrijwel alle leerboeken wordt het vibrato gereserveerd voor lange tonen.

 

DE MENSELIJKE STEM

Over het algemeen beschouwde men de menselijke stem als het ideaal. Instrumenten deden hun uiterste best om zoveel mogelijk op de stem te lijken. 

Leopold Mozart: „und also spielen, daß man mit dem Instrumente, so viel es immer möglich ist, die Singkunst nachahme. Und dieß ist das schönste in der Musik“ (Versuch einer gründlichen Violinschule...)

 

Vanuit de beschrijving van de zangkunst wordt het vibrato als een 'natuurlijk verschijnsel' beschreven. Zangers spreken ook wel over een 'natuurlijk vibrato'. Als dat inderdaad zo was, zouden kinderen vanaf hun eerste zingen het vibrato gebruiken. Niets is minder waar. 

 

Hoewel er  in diverse historische bronnen over een soort bewegende toon gesproken wordt, moeten we bedenken dat dit ook niet altijd voor iedereen even aangenaam en wenselijk was. 

Volgens Rachel Brown in haar boek "The early flute", schreven Taffanel en Gaubert in 1923:

 

"With Bach as with all the great classical composers, the player must maintain the greatest symplicity. There should be no vibrato, or any form of quaver, an artific used by inferior intsrumentalist ant musicians. It is with the tone that the player conveys the music to the listener.

Vibrato distorts the natural charachter of the instrument and spoils the interpretation fatinguing quickly a sensitive ear. It is a serious error and shows unpardonable lack of taste to use these vulgar methods to interpret the great composers. The rules for their interpretation are strict: it is only by purity of line, by charm, deep feeling and heartfelt sincerity that the greatest heights of style may be reached. All true artists should work towards this ideal"

 

 

Bij dit alles moeten we ook bedenken dat het vibrato op een strijkinstrument, als het al in vroeger tijden werd toegepast, dit waarschijnlijk een vibrato met veel minder toonhoogteverschil is geweest. 

Thurston Dart schrijft in zijn 'Interpretetation of Music' daarover het volgende:

 

"String-tone, for instance, has changed very much indeed, the 

factors chiefly responsible for the change being the use of wire 

strings for the topmost strings of a violin or a 'cello; the violin chin- 

rest and the 'cello spike; the modern large-sized viola; and the 

modern technique of the double-bass. The true gut-string tone of a 

violin is now as obsolete as the tone of a crumhorn or a regal. The 

almost universal custom of using a chin-rest for the violin and a 

spike for the 'cello makes it possible for a player to produce, without 

tiring, a vibrato that is wider, quicker and used with far less dis- 

crimination than it was 150 years ago. The Joachim quartet is 

believed to be the first quartet that used the modern Wide and 

almost unremitting vibrato in their playing, and by no means all the 

critics who heard them approved of the innovation. Paganini's own 

manuscript markings in a copy of the Caprices direct the pupil to 

use vibrato only at specific points, and not elsewhere. What has 

been said here about vibrato must not be interpreted to mean that 

all vibrato in Old music is wrong, however. Geminiani, for instance, 

in his treatise on musical taste (c. 1745) says that 'the Close Shake 

(i.e. vibrato) .. may be made on any Note whatsoever'. Rousseau's 

tutor for the viol (1687) recommends that it be used discreetly; so 

does Mersenne, writing some fifty earlier, and so does 

Ganassi, writing a hundred years earlier still."

 

Geminiani (violist en componist) wordt inderdaad vaak genoemd als promotor van het vibrato. 

Barthold Kuijken schrijft in zijn "The notation is not the music" het volgende:

 

"When Robert Bremner, one of Geminiani's former students, republished his master's violin treatise (1777), he left out exactly this passage on vibrato."      ;-) 

 

Bij het citeren van bronnen moeten we rekening houden met verschillen van inzicht in wat een 'Bebung' of 'Tremolo' precies is. Ook komen er in vertalingen soms verschillen naar voren met de oorspronkelijke tekst. 

Der Tremolo (a) ist eine Auszierung die aus der Natur selbst entspringet, un die nicht nur von guten Instrumentisten, sondern auch von geschickten Sängern bei einer langen Note zierlich kann angebracht werden. De Natur selbst ist die Lehrmeisterin hiervon. Denn wenn wir einde Schlaffe Seite oder einde Glocke stark anschlagen;  so hören wir nach dem Schlage eine gewisse wellenweise Schwebung (ondeggiamento) des angeschlagenen Tones: Und diesr zitternenden Nachklang nennet man Tremolo, oder Tremoleto. 

 

(a) Ich verstehe hierdurch kenen Tremulanten, so wie er in den Orgelwerken angebracht wird, sondern eine Bebung (tremoleto)

 

De 'natuur' is hier de natuurkunde van tot trilling gebrachte snaren of klokken.

Maar een dergelijke trilling kan natuurlijk niet tot voorbeeld dienen (Lehrmeisterin) voor een muzikale onderbouwing van het gebruik van een 'vibrato'. Aan het toepassen van een versiering moet uiteraard een muzikaal motief ten grondslag liggen. 

Het boek van Mozart is ook in het Engels vertaald.

In deze Engelse vertaling zien we plotseling een (b)-voetnoot verschijnen die in de oorspronkelijke Duitse versie niet aanwezig is. (2 Tremolo = Vibrato)

Dit noopt ons tot voorzichtigheid om niet al te strakke conclusies te trekken. 

Iets verderop schrijft Mozart nog het volgende over het gebruik van het vibrato:

 

Weil nun der Tremolo nicht rein in einem Tone, sondern schwebend klinge; so würde man eben darum fehlen, wenn man iede Note mit dem tremolo abspielen wollte. Es giebt schon solche Spieler, die bei ieder Note beständig zittern, als wenn sie das immerwährende Fieber hätten.

 

Waar vibreren?

Als je niet op elke noot wilt vibreren, waar dan wél?

Johann Mattheson laat zich hierover als volgt uit: 

"Man kan wol andeuten, an welchem Orte ein solches Zittern oder Schweben geschehen soll, aber wie es eigentlich damit zugehe, kan weder Feder noch Circkel zeigen: das Ohr muss es lehren."

(Mattheson, Johann: Der volkommmene Capelmeister)